Ambitieweb
Een belangrijk instrument binnen onze aanpak is het ambitieweb. Het ambitieweb is een visuele weergave van twaalf duurzaamheidthema’s. Het ambitieweb en de ambitiewebsessie vormen een hulpmiddel voor het gestructureerd vastleggen en vast blijven houden van de ambities gedurende het hele project. Voorbeelden van thema’s zijn circulariteit, klimaatadaptie en biodiversiteit. Zowel de wegbeheerder als de IPM-teams maken gebruik van het ‘generiek ambitieweb en ambitiewebteksten’ zoals deze zijn opgesteld door de Asset Owner. Het ‘generieke ambitieweb’ is een uitwerking van de duurzaamheidsdoelstellingen in KOPI (en op termijn SAMP). De interne opdrachtgever geeft tenminste het generiek ambitieweb mee in de projectopdracht, maar kan ook op basis van een eigen analyse deze al projectspecifiek(er) maken. Het IPM-team werkt vervolgens met behulp van ambitiewebsessies toe naar projectspecifieke maatregelen op gebied van duurzaamheid.
Een eerste ambitiewebsessie wordt door de interne opdrachtgever uitgevoerd in het kader van de verkenning. De resultaten van deze sessie worden vertaald naar het opdrachtformulier. Door het IPM-team wordt vervolgens tenminste één keer in de planfase en één keer in de voorbereiding-contractfase een ambitiewebsessie uitgevoerd. Naast inbreng van collega’s zoals themabeheerders, zoeken we hier de samenwerking met externe partijen. Tijdens de ambitiewebsessie wordt toegewerkt naar projectspecifieke ideeën en maatregelen om invulling te geven aan de provinciale ambities. Aandachtspunt is om de focus te houden op onderdelen die (nog) niet standaard geregeld zijn in onze aanpak.
Het organiseren en begeleiden van de ambitiewebsessie en het verwerken van de uitkomsten in bijvoorbeeld aanvullende contracteisen staat als werkpakket opgenomen in de “Nadere opdracht (ingenieursdiensten)’. Aanvullend is een ‘handreiking ambitieweb binnen infrastructurele projecten’ beschikbaar voor de organisator van de ambitiewebsessie. Dit is een bijlage bij de Nadere opdracht.
Het ambitieweb wordt al sinds 2017 toegepast binnen het Programma Infrastructurele Projecten en komt voort uit de Aanpak Duurzaam GWW. Op dat moment stonden in de beleidsplannen van de wegbeheerder nog geen concrete ambities op gebied van duurzaamheid. Als tussenoplossing werd daarom per project een ambitieniveau uitgewerkt door de projectteams.
In 2022 hebben Gedeputeerde Staten KOPI 2022-2026 vastgesteld en en daarin zijn duurzaamheidsdoelstellingen opgenomen. Deze zijn verder uitgewerkt in een generiek ambitieweb. Dit generiek ambitieweb is nu leidend voor de organisatie, zowel binnen het programma Infrastructurele Projecten als voor Provinciale Wegen[AS2] . Op dit moment wordt ook gewerkt aan het Strategisch Assetmanagement Plan (SAMP). Dit document zal deels de rol van KOPI overnemen.
Afweging van varianten
Het reduceren van bijvoorbeeld de MKI score of CO2 footprint of andere kansen op het gebied van duurzaamheid worden nog niet altijd meegenomen bij het maken van ontwerpkeuzes en de afweging van varianten. Terwijl juist in die keuze en de verdere uitwerking daarvan veel winst valt te behalen. Binnen het Programma Infrastructurele Projecten willen we hier (eerste) stappen in gaan zetten. Dit doen we door in de planfase de MKI-waarde van verschillende varianten of ontwerpoplossingen door te (laten) rekenen. Dit is zeker belangrijk bij reconstructies en aanleg van nieuwe wegen.
CO2 Prestatieladder
De “CO2 Prestatieladder” vragen we uit als ‘geschiktheidseis’. Het is daarvoor opgenomen in het format “inschrijfleidraad” onder het kopje ‘geschiktheidseisen’ voor de realisatiefase voor de contracterende partij. Standaard wordt in de inschrijfleidraad voor de realisatiefase de volgende trede gevraagd:
- Best Value – trede 5
- UAV-gc projecten – trede 5
- RAW-bestekken – minimaal trede 3
BPKV-criteria
De kern van de Brabantse aanpak is dat we duurzaamheid zwaar laten meewegen bij de gunning van opdrachten aan de markt. Binnen infrastructurele projecten wordt een aanbesteding gegund op basis van prijs (40%) en kwaliteit (60%). Op gebied van duurzaamheid passen we twee kwaliteitscriteria toe: namelijk MKI en circulariteit. Deze twee criteria vormen samen minimaal 40 en maximaal 60% van het aspect kwaliteit.
Criterium Milieukostenindicator (MKI)
Met behulp van de Milieukostenindicator worden relevante negatieve milieueffecten van een project uitgedrukt in één score voor milieukosten; namelijk in euro’s (de zogenaamde schaduwkosten). Hiertoe zijn 11 milieuthema’s gedefinieerd met elk hun eigen wegingsfactor. Voor infraprojecten is klimaatopwarming, uitgedrukt in CO2-equivalenten, het zwaarstwegende thema. Deze is verantwoordelijk voor circa de helft van de totale MKI-waarde. Voorbeelden van andere thema’s zijn aantasting van de ozonlaag, smogvorming of verzuring. Om de MKI te berekenen wordt een zwaartepuntanalyse opgesteld met behulp van de tool Dubocalc. Deze wordt beheerd door Rijkswaterstaat.
Hoe zit het nu precies?
De MKI wordt berekend door voor de materialen/producten in het project de milieu impact te berekenen aan de hand van een levenscyclusanalyse (LCA). Deze LCA wordt specifiek per product of als gemiddelde per productgroep bepaald. Hierbij wordt gekeken naar de volledige levenscyclus van het object: van winning van grondstoffen tot sloop. Dit wordt ook wel ‘van-cradle-to–grave’ genoemd. Als er geen LCA-gegevens zijn dan wordt er op basis van een vergelijkbaar product een waarde gehanteerd. Bij niet productspecifieke LCA’s wordt een extra opslag gerekend in de milieubelasting. Het loont dus vaak de moeite voor fabrikanten/leveranciers om productspecifieke LCA’s op te stellen. Indien er ingeschreven wordt met innovatieve producten dan dient de opdrachtnemer hiervan een LCA te laten bepalen en te certificeren. Vervolgens moet hij dit product op laten nemen in de Nationale Milieudatabase (NMD). Deze eisen zijn vastgelegd in het standaard contractenbuffet.
In de realisatie-contractfase wordt voor het project een referentie MKI-waarde opgesteld, die bijgevoegd wordt bij de aanbestedingsstukken. Om eenheid te creëren in uitvragen aan de markt hanteren we daarbij eenzelfde protocol voor Dubocalc als Rijkswaterstaat (bijlage bij Inschrijfleidraad). Het opstellen van een referentie-MKI staat als werkpakket opgenomen in de 'Nadere opdracht (ingenieursdiensten)’.
Inschrijvers kunnen vervolgens een fictieve korting krijgen op hun aanbieding als ze er in slagen de MKI-waarde van het project te verlagen. Hoe lager de aangeboden MKI-waarde, hoe hoger de fictieve korting. We gaan vooralsnog uit van een ondergrens van 25% en een bovengrens van 75%. Dit houdt in dat er alleen een fictieve korting wordt gegeven voor aangeboden MKI-waarden tussen 25% en 75% lager dan de referentie MKI-waarde. In de Inschrijfleidraad staat nader beschreven hoe de fictieve korting exact wordt berekend.
Controle van de aangeboden MKI-waarde vindt plaats na het voornemen van gunnen. We vragen dus alleen de MKI-berekening en toelichting op van de partij aan wie we de opdracht willen gunnen. De aangeleverde informatie wordt vervolgens door ons gecontroleerd. Projectteams kunnen hiervoor gebruik maken van expertise van de specialist Duurzaamheid (zie onder ‘Contact')
Waarom een onder- en bovengrens?
De onder- en bovengrens is ingesteld om maximaal onderscheidend vermogen te krijgen in de aanbestedingscriteria. De MKI-referentie footprint van een project wordt op conservatieve wijze berekend. Hiermee is de eerste 25% reductie (ondergrens) voor iedereen relatief eenvoudig haalbaar. Om een reductie tot 75% te halen (bovengrens) moet er fors ingezet/geïnvesteerd worden in duurzamere producten en processen. De hoogte van de onder- en bovengrens worden regelmatig geëvalueerd en zo nodig aangepast.
Monitoren resultaten op gebied van duurzaamheid
Eén van de (provinciale) klimaatdoelstellingen betreft het reduceren van CO2 met 50% in 2030. Het is daarom belangrijk om naast de MKI-waarde ook te rapporteren over CO2-reductie. Dit kan gelukkig heel eenvoudig. De MKI-waarde wordt namelijk berekend met behulp van de tool Dubocalc. Het is met deze tool mogelijk om naast de MKI-waarde ook direct de CO2 footprint te presenteren.
De resultaten die we behalen worden weergeven in een dashboard. Hierin staan naast CO2/ MKI ook andere milieuthema’s.
Criterium 'Toepassen circulariteit'
Met behulp van dit criterium worden inschrijvers gestimuleerd om in het project materialen te hetgebruiken. Hoe meer materialen een inschrijver hergebruikt, hoe hoger de fictieve korting. De focus ligt daarbij naast asfalt en beton, ook op metalen en kunststoffen (o.a. in wegmarkering, riolering en geotextiel). De manier waarop de inschrijver de mate van circulariteit aantoont, is uitgewerkt in de inschrijfleidraad. Hierin staat ook omschreven hoe de fictieve korting exact wordt berekend. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de volgende niveaus:
- Preventie
- Verminderen
- Hergebruiken
- Reparatie
- Recycling
Criterium Circulariteit nog in ontwikkeling
Op dit moment wordt in twee projecten als pilot het criterium Circulariteit al toegepast, namelijk in het project PN.625.17 en het project PN.268.11. Op basis van de ervaringen uit deze pilot zal het criterium geëvalueerd en waar nodig aangepast worden. Daarna kan het toegepast worden binnen alle projecten.
Wilt u hierover meer informatie? Neem dan contact op met IDI@brabant.nl.
Stimuleren van innovaties
Als opdrachtgever willen we de markt stimuleren om met innovaties te komen die bijdragen aan het behalen van onze projectdoelen. Inschrijvers mogen duurzame innovaties aanbieden om bijvoorbeeld de MKI-waarde te verlagen of de mate van circulariteit te verbeteren. Voorwaarde hiervoor is wel dat de innovaties passen binnen de kaders van het contract én dat de inschrijver met de beste BPKV-score als verificatiemiddel een risicodossier Innovaties aanlevert.
Stelpost innovaties
Daarnaast is het mogelijk om een stelpost innovaties op te nemen. Ervaring leert dat gaandeweg een project nieuwe duurzaamheidskansen naar voren kunnen komen. De voorbereiding en uitvoering van projecten duurt immers jaren en de techniek ontwikkelt zich ondertussen door. Om ruimte te bieden aan dit soort kansen, is het mogelijk een stelpost voor duurzaamheid op te nemen. In het provinciale contractenbuffet staat hiervoor een standaard tekst opgenomen. De omvang van de stelpost is afhankelijk van de investeringskosten van het project. Bij projecten tot €10 miljoen bedraagt deze 5% van de kosten. Bij project meer dan €10 miljoen bedraagt deze 3% van de kosten. Het adviseren over de hoogte van deze pot en de exacte wijze waarop dit in het contract wordt verwerkt (stelpost, kansendossier et cetera), maakt deel uit van het advies over de aanbestedingsstrategie door het ingenieursbureau en/of de inkoopstrategie van de inkoopadviseurs.
Contracteisen
Thematisch
Uit een evaluatie van het provinciale contractenbuffet en het moederbestek is gebleken dat er een aantal eisen/bestekposten waren die verduurzaming in de weg staan. Zo schreven we standaard
voor dat materialen, zoals leuningen en bebording, vervangen moeten worden door nieuwe producten. Terwijl de vraag is of nieuw ook altijd vereist is in het kader van kwaliteit en levensduur. Ook werden in een aantal gevallen specifieke materialen voorgeschreven, waar inmiddels duurzamere (biobased) materialen voor beschikbaar zijn. In afstemming met de thema- en objectbeheerders zijn daarom een aantal contracteisen en standaarddetails aangepast om meer ruimte te bieden aan duurzame producten en niet duurzame/schadelijke of toxische producten te verbieden. Deze cyclus van verdere verduurzaming van contracteisen maakt onderdeel uit van de reguliere bedrijfsprocessen (PDCA-cyclus en SSAM).
Proces
In onze contracten worden diverse proceseisen gesteld aan de opdrachtnemers over hoe zij activiteiten moeten uitvoeren en daarover moeten rapporteren. Op het gebied van duurzaamheid is een aantal zaken geactualiseerd of toegevoegd aan het provincialen contractenbuffet, namelijk:
- Proceseisen met betrekking tot een deelkwaliteitsplan Duurzaamheid (realisatiefase).
- Proceseisen met betrekking tot de verificatie en validatie van duurzaamheid (realisatiefase).
- Proceseisen met betrekking tot het (tussentijds) rapporteren op duurzaamheid (realisatiefase).
- Proceseisen met betrekking tot het opleveren van duurzaamheid.
- Proceseisen met betrekking tot de inzet van schoner en emissieloos materieel.
De proceseisen hebben onder andere betrekking op hoe de MKI-waarde of mate van circulariteit berekend en onderbouwd moeten worden. We zorgen er zo voor dat dit in alle projecten op uniforme manier wordt uitgevoerd
Het (beter) kunnen monitoren en evalueren van wat we bereiken op het gebied van duurzaamheid is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Informatie uit de verschillende rapportages worden straks gebruikt om voor het hele programma in beeld te brengen wat de reductie van de MKI-waarde (en CO2-emissie) en mate van hergebruik binnen projecten is. In de toekomst worden deze uitgebreid met tools voor het bepalen van bijvoorbeeld biodiversiteit (zie onder Monitoring). De actuele proceseisen zijn te vinden in de 'Vraagspecificatie Deel 2, Proces uit het provinciaal contractenbuffet'.