Veel woningbouw en planaanbod op binnenstedelijke locaties
Van het totale planaanbod voor woningbouw in Brabant heeft ruim 70% betrekking op een binnenstedelijke locatie. Voor de korte termijn (2024 t/m 2028) is liefst 73% van het geplande aantal woningen voorzien op een inbreidingslocatie. In de periode 2010 t/m 2023 is van de feitelijke nieuwbouw 71% op een inbreidingslocatie gerealiseerd.
Verschil tussen stedelijk en landelijk gebied
Vooral in de grote steden is de laatste jaren veel woonruimte (80%) gerealiseerd op binnenstedelijke locaties en is ook de komende vijf jaren een groot deel (85%) van de woningbouw voorzien op inbreidingslocaties. In de middelgrote steden ligt het inbreidingspercentage op 72% voor de jaren 2023 t/m 2027. In de (suburbane) gemeenten rond de grote en middelgrote steden en m.n. in de landelijke gemeenten is in de eerstkomende jaren – met percentages van 68%, respectievelijk 58% – minder woningbouw gepland op binnenstedelijke locaties.
Bovendien valt op (beeld 10a) dat er in de landelijke gemeenten de laatste jaren – waarin het totale planaanbod voor woningbouw Brabant-breed flink is toegenomen – (duidelijk) meer plannen voor uitbreidingslocaties zijn bijgekomen. Het percentage woningbouw op inbreidingslocaties in het landelijke gebied is hierdoor teruggelopen, van ruim 60% eind jaren ’10 naar net iets onder de 50% van het totale planaanbod in 2024.
Huur in de vrije sector zien we vooral terug in het planaanbod in de grote steden (37% in 2024). In de middelgrote steden (16%), het overig stedelijk concentratiegebied (15%) en het landelijk gebied (10%) ligt de nadruk beduidend minder op de vrije-sector-huur (zie ook beeld 9a), al zijn ook in deze gebieden de percentages de laatste jaren wel opgelopen.
Binnenstedelijk planaanbod: accent op huur en appartementen
Het planaanbod is op inbreidingslocaties duidelijk anders samengesteld dan op uitleglocaties. Binnenstedelijk ligt het accent meer op appartementen en op huur, buitenstedelijk juist meer op koop en grondgebonden woningen. Zo is in de eerstkomende vijf jaren driekwart (74%) van de geplande woningbouw op inbreidingslocaties een appartement en een kwart (26%) een grondgebonden woningen (beeld 10b-1). De verhouding huur/koop in de binnenstedelijke plancapaciteit ligt op 57%/43%. Op uitbreidingslocaties liggen de verhoudingen precies andersom (beeld 10b-2). Hier voorziet in de periode 2024 t/m 2028 bijna driekwart (72%) van het planaanbod in de bouw van grondgebonden woningen en ruim een kwart (28%) in de bouw van appartementen. De verhouding huur/koop ligt in de buitenstedelijke plannen in Brabant op 37%/63%.
Binnenstedelijke transformatieopgaven
Op korte termijn ligt het aandeel ‘inbreiden’ in het planaanbod beduidend hoger dan op langere termijn. Dat komt omdat veel van de toekomstige inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties nu nog niet bekend zijn en zich ook moeilijk laten plannen. Bij uitbreidingslocaties ligt dat vaak anders.
Nieuwe binnenstedelijke mogelijkheden zullen zich evenwel ook in de (nabije) toekomst gaan aandienen; het zijn en blijven structurele opgaven. Om hier goed op in te kunnen (blijven) spelen is het van belang te zorgen voor voldoende ruimte en flexibiliteit in de (sub)regionale en gemeentelijke woningbouwplanning en –programmering (zie ook de toelichting bij beeld 7). De laatste jaren zien we in onze provincie – en met name in de meer stedelijke gebieden – een duidelijke toename van de capaciteit op binnenstedelijke locaties. Tot 2014 liep het percentage woningen gepland op inbreidingslocaties terug, tot 54% van het totale planaanbod. Daarna is dat percentage weer duidelijk opgelopen, tot ruim 70% in 2024.
De toename van het planaanbod op inbreidingslocaties hangt samen met de sterk toegenomen aandacht voor de vele (integrale) gebieds- en transformatieopgaven binnen onze steden en dorpen. Hierbij wordt vooral ook gekeken naar de mogelijkheden, die de nog altijd grote behoefte aan nieuwe woonruimte biedt, voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit op dergelijke binnenstedelijke locaties.
Zoals aangegeven in het nieuwe Bestuursakkoord 2023-2027 en ook opgenomen zal worden in de (aanstaande) Uitvoeringsagende Wonen en Werken, is het binnen een duurzaam verstedelijkingsbeleid van belang – gelet ook op de flinke bouwopgave die er voorlopig nog ligt – het woningbouwprogramma optimaal in te (blijven) zetten op binnenstedelijke (transformatie)locaties en voor het herbestemmen van leegstaand vastgoed. De ervaring leert dat juist ook langs deze (beleids)lijnen stevig wordt bijgedragen aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteiten in onze steden en dorpen.