Kwartaal beeld Woningmarkt Noord-Brabant
Actuele ontwikkelingen van ‘bevolking, bouwen en wonen’ in Brabant; 10 beelden met de stand van zaken tot en met het 2e kwartaal van 2023.

Hoe staat de woningmarkt in Brabant ervoor en hoe ontwikkelt onze bevolking zich? Actuele (kwartaal)gegevens uit onze ‘Monitor bevolking en wonen’ zijn samengevat in deze publicatie. Ieder kwartaal verschijnt een update met de laatste stand van zaken; voor een snelle en actuele blik op de bevolkingsontwikkelingen, het aantal in aanbouw genomen woningen, de groei van de woningvoorraad, het planaanbod voor woningbouw en andere wetenswaardigheden over de woningmarkt in Brabant.
Meer achtergrondinformatie, definities en uitleg bij het kwartaalbeeld vindt u in de ‘Monitor bevolking en wonen’ op onze provinciale website. In deze monitor - een Excel-bestand - staan ook gegevens en ‘scores’ voor elk van de gemeenten en tal van (sub)regionale indelingen, waaronder de grote en middelgrote steden en de vier regionale woondealgebieden.
1. Ongekende groei Brabantse bevolking in 2022
Vorig jaar is de Brabantse bevolking gegroeid met 33.300 inwoners. Daarmee komt de ‘bevolkingsteller’ fors hoger (ruim 75%) uit vergeleken met 2021, toen er bijna 19.000 mensen bij kwamen in onze provincie. De bevolkingsgroei over 2022 is ongekend hoog. Zoals beeld 1a laat zien, lag de (absolute) toename van ons inwonertal alleen in 1969, ruim 50 jaar geleden dus, iets hoger (+33.850). Ook verhoudingsgewijs ligt de groei in 2022 hoog. We moeten terug tot 1975 (en eerder) voor hogere groeipercentages (beeld 1b). In de eerste helft van dit jaar ligt de bevolkingsgroei wel weer (duidelijk) lager, vergeleken met diezelfde periode in 2022.
De bevolkingsgroei wordt de laatste jaren vrijwel volledig bepaald door de (sterk) toegenomen buitenlandse migratiesaldi, vanaf 2015 voor ruim 95%. De natuurlijke aanwas – het verschil tussen geboorte en sterfte – neemt juist af. Sinds 2020 (corona) kent Brabant zelfs een (licht) sterfteoverschot. Het binnenlandse migratiesaldo laat de laatste jaren doorgaans ‘kleine plusjes’ zien, maar lag in 2022 weer onder de nullijn (-1.850).
Vorig jaar is het buitenlands migratiesaldo uitgekomen op +37.100, een verdubbeling ten opzichte van 2021. Hiermee kan meer dan de gehele bevolkingsgroei in 2022 (+33.300) worden verklaard. Niet eerder lag het buitenlands saldo – het verschil tussen het aantal immigranten en emigranten – op een dergelijk hoog niveau (gemeten vanaf 1950). In 2022 lagen vooral de immigratiecijfers beduidend hoger, met name ook door de komst van vele vluchtelingen vanuit Oekraïne. Vorig jaar lag de immigratie in onze provincie op 61.250 personen, 57% hoger dan de 39.100 immigranten die in 2021 naar Brabant kwamen. Het aantal emigranten in 2022 verschilde veel minder met het niveau van een jaar eerder, 24.150 om 20.200 (+20%).
De lijn van oplopende buitenlandse migratiesaldi, zoals we die de laatste jaren in Nederland en (dus ook) in Brabant zien, heeft zich in 2022 stevig doorgezet. Wat de immigratie betreft gaat het hierbij om een grote stroom mensen vanuit Oekraïne (naar schatting bijna een kwart van het aantal immigranten), arbeidsmigranten afkomstig uit de Europese Unie (ook ca. 25%), asielmigranten (11%) en buitenlandse studenten (11%). De rest (29% bij elkaar) bestaat veelal uit kenniswerkers en immigranten uit overige EU- of Europese landen. Zowel immigratie als emigratie kennen de laatste jaren een stijgende lijn. Een hoog immigratieniveau levert – na verloop van tijd – doorgaans ook weer de nodige emigranten op (retourmigratie), zoals ook zal gelden voor een groot deel van de naar ons land gevluchte Oekraïners. In dit verband speelt ook het toenemend belang van arbeid en studie als migratiemotief een rol, omdat een (groot) deel van deze migranten ons land na verloop van tijd weer verlaat.
Meer specifieke gegevens over de bevolkingsgroei in Noord-Brabant (per regio en gemeente) zijn terug te vinden in onze ‘Monitor bevolking en wonen’, eveneens te vinden op onze provinciale website.


2. Onzekere tijden, bouwtempo onder druk
De laatste jaren lag de woningbouw in Brabant op een hoog niveau, al zijn er zeker ook regionale en gemeentelijke verschillen. Nu is het vooral zaak het woningbouwtempo vast te houden, al is dat de komende tijd zeer ongewis.
Zo hangen er vandaag de dag tal van onzekerheden boven de (woning)markt, die ook het bouwtempo raken. Dat is ook terug te zien in de verwachte opleveringen en dus de groei van de woningvoorraad in 2023 en 2024 (beeld 3). Omdat het aantal bouwvergunningen (beeld 7) én - nog belangrijker - het aantal daadwerkelijk in aanbouw genomen woningen recentelijk zijn teruggelopen, zullen ook de groeicijfers in 2023 en 2024 lager uitkomen. Zeker vergeleken met ‘de scores' in 2021 en 2022. In deze jaren ligt de voorraadgroei op 13.000, respectievelijk 13.850 woningen, de hoogste groei in 25 jaar.
Tempo kunnen maken hangt sterk af van een groot aantal (veelal externe) factoren, zoals de internationale politieke en economische ontwikkelingen, de beschikbaarheid van grondstoffen, bouwmaterialen en bouwpersoneel (‘handen en heipalen’), voldoende stikstofruimte, de ambtelijke capaciteit, de lange procedures en complexe vraagstukken rond de (financiële) haalbaarheid van gebiedsontwikkelingen en (binnenstedelijke) transformatieopgaven, de energieprijzen, veranderende wet- en regelgeving, de rente-, prijs- en beleidsontwikkelingen op de bouw- en woningmarkt (met als gevolg terughoudendheid bij woningaankoop, investeringsbeslissingen en aanbestedingen van projecten, waardoor ‘start bouw’ vertraagt), de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk, de invloed van milieuvraagstukken, etc.
In Brabant is herstel van de woningbouw sinds 2015 duidelijk zichtbaar. Vanaf begin 2017 werden er voor het eerst sinds lange tijd (2010) gemiddeld genomen weer (beduidend) meer dan 2.500 woningen per kwartaal in aanbouw genomen, oftewel meer dan 10.000 op jaarbasis. In de eerste 6 maanden van 2018 piekten ‘de scores’ rond de 3.500 woningen per kwartaal. Sindsdien liggen de aantallen in aanbouw genomen woningen steeds zo tussen de 2.500 en (iets meer dan) 3.000 per kwartaal. Evenals in 2020 is ook in 2021 gestart met de bouw van ca. 12.000 woningen, gemiddeld zo’n 3.000 woningen per kwartaal. Wel lag het aantal in aanbouw genomen woningen in de eerste drie maanden van 2021 flink lager. Corona (ziekteverzuim, quarantaine) en het winterweer (sneeuw, vorstverlet) kunnen hierbij een rol hebben gespeeld. In het tweede kwartaal – met een ‘start-bouw’ van liefst meer dan 4.000 woningen – is deze terugval echter meteen weer ‘gecompenseerd’. In het derde en vierde kwartaal van 2021 zijn steeds zo’n (ruime) 3.000 woningen in aanbouw genomen.
Al met al ligt het ‘kwartaalgemiddelde start bouw’ in de periode 2018 t/m 2021 op 2.925 woningen per kwartaal, oftewel 11.700 op jaarbasis. In 2022 en (de eerste helft van) 2023 is het aantal in aanbouw genomen woningen echter weer wat (13%) teruggevallen tot ca. 10.100 op jaarbasis, oftewel zo’n 2.525 woningen gemiddeld per kwartaal. Hierdoor zal ook de (netto) groei van de woningvoorraad in 2023 en 2024 lager uitvallen tot een niveau zo tussen de 10.500 en 11.000 woningen (beeld 3).
Gelet op de demografische ontwikkelingen, de nog altijd flinke groei van het aantal huishoudens en om het bestaande woningtekort in Brabant terug te dringen, is het zaak dat het bouwtempo ook de eerstkomende jaren (ten minste) op peil blijft. De gemiddelde kwartaalscores over de afgelopen 4 jaar – steeds zo rond de 3.000 in aanbouw genomen woningen – kunnen hierbij als (minimale) graadmeter worden aangehouden. Versnelling van de woningbouw en vervolgens vasthouden van het benodigde bouwtempo is een belangrijke doelstelling van ons Bestuursakkoord 2023-2027 ‘Samen maken we Brabant!’.
3. Groei woningvoorraad in 2021 en 2022 op ‘topniveau’, 2023 en 2024 worden mindere ‘bouwjaren’
Nam de woningvoorraad in Brabant in 2021 toe met 13.000 woningen, in 2022 lag de groei met een ‘topscore’ van liefst 13.850 woningen zelfs nog wat hoger. Dat is de sterkste groei in 25 jaar. We moeten terug tot eind vorige eeuw (1998) voor dergelijke ‘scores’. Waren 2021 en 2022 dus prima ‘bouwjaren’, de groeicijfers voor 2023 en 2024 laten een wat minder rooskleurig beeld zien (zie ook de toelichting bij beeld 2). De inschatting op basis van het aantal recent in aanbouw genomen woningen en afgegeven bouwvergunningen komt voor 2023 uit op een (netto) voorraadgroei van om en nabij de 11.000 woningen en voor 2024 op ca. 10.500 woningen.
De groei van de woningvoorraad is de laatste jaren flink toegenomen in onze provincie. Lag deze groei in 2015 nog op slechts 6.700 woningen (het dieptepunt van de kredietcrisis), vanaf 2017 liggen de jaarlijkse groeicijfers weer rond of zelfs boven de 12.000. In 2020 is de voorraadgroei wel wat teruggevallen (tot 10.800 woningen), vooral als gevolg van ‘corona-effecten, waardoor verschillende bouwprojecten vertraging hebben opgelopen, zij het in de meeste gevallen beperkt. Zo was bijvoorbeeld de aanvoer van bouwmaterialen door grensbeperkingen lastiger en was de arbeidsbezetting soms minder door de quarantainemaatregelen. Hierdoor is een deel van de woningen – geschat wordt een kleine 10% – niet in 2020 opgeleverd, maar zijn deze in 2021 in de boeken gekomen.
De provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (sept. 2020) laat zien, dat Brabant nog een flinke bouwopgave wacht, met een sterk accent op de eerstkomende 10 tot 15 jaar. Door de sterke bevolkingsgroei (buitenlandse migratie), om woningtekorten versneld terug te dringen en – in lijn ook met de rijksambities vanuit de Nationale Woon- en Bouwagenda (maart 2022) – de woningbouw (verder) te versnellen, zullen er tot 2030 gemiddeld jaarlijks ruim 13.000 woningen aan de voorraad moeten worden toegevoegd. Dat zijn er gemiddeld genomen zo’n 1.000 meer dan de jaarlijkse 12.000 woningen, waarvan in de provinciale prognoses eerder werd uitgegaan. Deze hogere woningbouwaantallen zijn ook als uitgangspunt genomen voor de vier regionale woondeals (West-Brabant-West, stedelijke regio Breda-Tilburg (SRBT), Noordoost-Brabant en Zuidoost-Brabant), die begin maart 2023 zijn ondertekend door gemeenten, woningcorporaties, provincie en Rijk.
In onze eerstvolgende prognose-actualisering, die komend najaar wordt vastgesteld en gepubliceerd, zullen de recente demografische ontwikkelingen (sterke bevolkingsgroei, hoge buitenlands migratiesaldi etc.) in de berekeningen worden verwerkt, evenals de hogere rijksambities met betrekking tot de woningbouw, de bestuurlijke afspraken die hierover in oktober 2022 zijn gemaakt en de doorvertaling hiervan in de (4) regionale woondeals (maart 2023).
4. Brabant ‘scoort’ bovengemiddeld
Vergeleken met de andere provincies kent Brabant een bovengemiddelde groei van de woningvoorraad. Gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten zien dat de woningvoorraad in onze provincie vanaf 2012 gegroeid is met 12,7% (oftewel 133.200 woningen, gemiddeld zo’n 11.600 per jaar). Met een groei van 15,5%, respectievelijk 12,9% liggen Flevoland en Utrecht daar iets boven. Ook in Gelderland en Noord-Holland liggen de groeicijfers boven het landelijk gemiddelde van 10,5% (gemeten over de periode 2012 t/m het tweede kwartaal van 2023).
5. Komende 10 jaar zal de voorraad met tenminste 13.000 woningen per jaar moeten groeien

In lijn met de (sterkere) bevolkings- en huishoudensgroei én om de woningtekorten versneld in te kunnen lopen, zal de Brabantse woningvoorraad tot 2030 gemiddeld genomen met ruim 13.000 woningen per jaar moeten toenemen. Gelet op de (actuele en verwachte) bevolkings- en huishoudensontwikkelingen in de komende jaren, zal met onze nieuwe prognose (zie ook onder beeld 3) naar verwachting ook de woningbehoefte in Brabant naar boven toe moeten worden bijgesteld en daarmee dus ook de (benodigde) woningbouwaantallen.
De bouwindicator zet per jaar de tot en met 2022 feitelijke en de in 2023 en 2024 verwachte groei van de woningvoorraad af tegen de voor die jaren vooruit berekende provinciale prognoseaantallen. Vanaf 2018 laat deze indicator weer ‘scores’ zien van boven de 100. Dit betekent dat in 2018 (6%), 2019 (8%), 2020 (2%), 2021 (8%) én 2022 (6%), de toename van de woningvoorraad (iets) boven de provinciale ramingen is uitgekomen. Voor 2023 en 2024 is het beeld echter minder florissant. Tegenover prognose-aantallen van respectievelijk 13.800 en 14.000 woningen staat een verwachte groei van ‘slechts’ zo’n 11.000 woningen in 2023 en 10.600 in 2024, waarmee de bouwindicator voor 2023 uitkomt op 80% en in 2024 op 76%.
Met de hoge(re) groeicijfers van de laatste jaren loopt ook de lijn van de ‘bouwindicator – lange termijn’ sinds 2017 weer op, maar zorgen de lagere groeicijfers die in 2023 en 2024 worden verwacht ervoor, dat de lijn dit jaar weer wat naar beneden afbuigt.
6. Bijna 60 duizend woningen erbij in vijf jaar tijd

Voor Brabant wordt over de jaren 2020 t/m 2024 een groei van de woningvoorraad verwacht van in totaal bijna 60.000 woningen, zo’n 12.000 gemiddeld per jaar. Hiermee staat de ‘bouwindicator 2025 - korte termijn’ op 93. Dit betekent dat de verwachte groei van de Brabantse woningvoorraad in die periode iets lager (7%) ligt dan de vooruitberekeningen vanuit onze provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (sept. 2020). Vooral in de grote (18%) en de middelgrote steden (5%) blijft de woningbouw achter bij de prognoses. In de (suburbane) gemeenten rond die grote en middelgrote steden liggen ‘de scores’ net iets (1%) boven de prognose-aantallen. In het landelijk gebied liggen ze er duidelijk (10%) boven.
De ‘bouwindicator 2025 – lange termijn’, die over een langere periode (2005 t/m 2024) de (feitelijke) woningbouwontwikkelingen afzet tegen de provinciale prognoses, staat voor Brabant als geheel op 84. Oftewel, 84% van de vooruit berekende groei wordt in die periode ook gerealiseerd. Dat is een verwachte groei van 197.500 woningen, terwijl de (respectievelijke) prognoses een groei van 235.500 woningen becijferden voor de jaren 2005 t/m 2024.
7. Afname bouwvergunningen

Het aantal nieuw te bouwen woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend, bereikte in 2013 het dieptepunt (4.200 woningen). Daarna is het aantal bouwvergunningen weer flink toegenomen, tot bijna 11.000 woningen in 2017 en 2018. Na een lichte terugval in 2019 (9.100) zijn er in 2020 weer een kleine 11.000 vergunningen afgegeven. De stijgende lijn heeft zich ook in 2021 voortgezet, toen er 11.650 vergunningen zijn verstrekt, het hoogste niveau sinds 2008.
Recentelijk zien we echter een (duidelijke) afname van het aantal afgegeven bouwvergunningen. In 2022 zijn gemiddeld genomen 2.350 vergunningen per kwartaal afgegeven en (dus) zo’n 9.350 op jaarbasis. In de eerste helft van dit jaar zijn er 4.600 vergunningen verleend, oftewel 2.300 per kwartaal, vergelijkbaar met het kwartaalgemiddelde van vorig jaar. De kwartaalniveaus vanaf begin 2022 liggen hiermee ca. 20% onder het (hoge, maar ook benodigde) niveau van 2021.
8. Huizenprijzen over hoogtepunt heen

In het laatste kwartaal van 2022 zijn de prijzen van bestaande koopwoningen voor het eerst sinds eind 2013 weer wat gedaald (op maandbasis was dat – voor Nederland als geheel – al zichtbaar vanaf augustus vorig jaar), een lijn die zich in de eerste helft van dit jaar heeft doorgezet. Daarmee lijken de prijzen over hun hoogtepunt heen te zijn. Vergeleken met dat hoogtepunt (in het derde kwartaal van 2022) liggen de prijzen in Brabant inmiddels zo’n 4,25% lager.
Desalniettemin liggen de huizenprijzen in onze provincie nog altijd ruimschoots (37%) boven het eerdere ‘topniveau’, waarvoor we terug moeten tot het derde kwartaal van 2008. In dat jaar diende de kredietcrisis zich aan en werd het (voorlopige) hoogtepunt van de huizenprijzen bereikt. Daarna daalden de prijzen fors, met eind 2013 als dieptepunt voor Brabant. Koopwoningen waren op dat moment 22,5% lager geprijsd dan ‘de top’ in 2008.
Sindsdien zijn de huizenprijzen weer gestaag opgelopen (tot in het derde kwartaal van vorig jaar dus), al lag die prijsstijging in onze provincie wel ietwat onder het niveau van die in Nederland als geheel. Dat heeft te maken met verschillen in de samenstelling van de woningvoorraad. Zo kent Brabant bijvoorbeeld een groter aandeel vrijstaande woningen, die in het algemeen iets minder sterk in prijs zijn gestegen.
9. Plannen genoeg!

In Brabant zijn er (anno 2023) plannen voor de bouw van in totaal zo’n 196.000 woningen, waarmee de plancapaciteit 13.000 woningen (+7%) groter is dan in 2022 en op het hoogste niveau ligt sinds 2010 (zie beeld 9a). Bijna 60% van het planaanbod, oftewel 114.000 woningen, zo geven de Brabantse gemeenten aan, is voorzien voor de eerstkomende 5 jaren (2023 t/m 2027). De ‘indicator totale plancapaciteit’, die het planaanbod afzet tegen de vooruit berekende benodigde capaciteit vanuit onze provinciale prognose, staat hiermee voor die vijfjaarsperiode op liefst 154%. En een groot deel van dit planaanbod is ook al hard. Van de benodigde capaciteit is voor de komende 5 jaar 73% opgenomen in ‘harde plannen’; de onherroepelijke of door gemeenteraden vastgestelde woningbouwplannen. Wel zijn er regionale en gemeentelijke verschillen, te vinden in onze ‘Monitor bevolking en wonen’. In diezelfde monitor zijn onder meer ook gegevens opgenomen over ‘de betaalbaarheid’ van de woningbouwplannen.
Kwantitatief gezien zijn er voor de korte termijn – Brabant-breed gemeten – (ruim) voldoende plannen voor de benodigde woningbouwproductie. Het gaat er dan ook niet zo zeer om (nog) meer woningbouwplannen op te stellen; het is – gelet op de woningbehoefte en de woningtekorten – veeleer zaak om bestaande plannen daadwerkelijk (en snel(ler)) tot uitvoering te brengen. Daar zal de eerstkomende jaren vooral het accent op moeten liggen.
Ook voor de wat langere termijn (de tienjaarsperiode tot 2033) lijkt het planaanbod te kunnen voorzien in de Brabantse woningbehoefte (ook als uit onze dit najaar te actualiseren bevolkingsprognose blijkt, dat die behoefte nog hoger komt te liggen dan eerder gedacht). De prognose-uitkomsten uit 2020, waarin ook de hogere woningbouwambities vanuit de Nationale Woon- en Bouwagenda (maart 2022) van het Rijk zijn verwerkt – en waarover Rijk en provincie in oktober 2022 bestuurlijke afspraken hebben gemaakt en die zijn doorvertaald in de (4) regionale woondeals (ondertekend in maart 2023) – laten tussen 2023 en 2033 een (benodigde) groei van de woningvoorraad zien van 122.500 woningen. Omdat er ook woningen worden gesloopt, is er voor vervangende nieuwbouw ook plancapaciteit nodig. Bij elkaar vraagt dit om een planaanbod voor de bouw van ruim 135.000 woningen, de komende 10 jaar. De totale plancapaciteit voor die periode omvat 174.500 woningen (129% van de benodigde capaciteit), waarvan bijna 60.000 woningen gerekend kunnen worden tot de harde plancapaciteit. Dit laatste betekent, dat van de benodigde capaciteit tussen 2022 en 2032 44% is opgenomen in harde woningbouwplannen (en 73% voor de eerstkomende vijf jaar).

Voor voortgang van de woningbouw is het essentieel dat er voor de korte termijn steeds voldoende harde plannen zijn. Door er van jaar op jaar steeds voor te zorgen dat er voor de eerstkomende 5 jaar (ruim) voldoende (harde) plannen zijn, kan de voortgang van de bouw worden gewaarborgd. Plannen voor woningen op geschikte plekken die aansluiten op de actuele vraag. Voor de middellange en langere termijn is het juist van belang te waken voor de risico’s van overprogrammering en dús de nodige ruimte te laten en niet te veel van het toekomstige woningbouwprogramma vast te leggen in harde plancapaciteit, vooral niet als het gaat om nieuwe uitbreidingslocaties. De ervaring leert immers dat zich steeds weer nieuwe, vaak onvoorziene inbreidingsmogelijkheden, binnenstedelijke transformatieopgaven en leegstandsvraagstukken aandienen. Met een flexibel planaanbod kan bovendien gemakkelijker worden meebewogen met veranderingen in de vraag. Onzekerheden rond demografische, economische en woningbehoefteontwikkelingen vragen om een adaptieve strategie en om een gevarieerd planaanbod met aandacht voor de betaalbaarheid, een gezonde mix van huur en koop in verschillende prijssegmenten en met volop ruimte voor nieuwe woonvormen. In de Brabantse Agenda Wonen zijn realisme en flexibiliteit in de woningbouwplanning en -programmering belangrijke onderwerpen. Het zijn voorwaarden om ook in de (nabije) toekomst in te kunnen spelen op de dynamiek op de woningmarkt, veranderende woonwensen en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in onze steden en dorpen en soms ook in het buitengebied.
10. Veel woningbouw op binnenstedelijke locaties

Van het totale planaanbod voor woningbouw in Brabant heeft ruim tweederde (68%) betrekking op een binnenstedelijke locatie. Voor de korte termijn (2023 t/m 2027) is 72% van de plancapaciteit voorzien op een inbreidingslocatie. In de periode 2010 t/m 2022 is van de feitelijke nieuwbouw 71% op een inbreidingslocatie gerealiseerd.
Op korte termijn ligt het aandeel ‘inbreiden’ in het planaanbod beduidend hoger dan op langere termijn. Dat komt omdat veel van de toekomstige inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties nu nog niet bekend zijn en zich ook moeilijk laten plannen. Bij uitbreidingslocaties ligt dat vaak anders. Nieuwe binnenstedelijke mogelijkheden zullen zich hoe dan ook in de (nabije) toekomst gaan aandienen; het zijn en blijven structurele opgaven. Om hier goed op in te kunnen (blijven) spelen is het van belang te zorgen voor voldoende ruimte en flexibiliteit in de (sub)regionale en gemeentelijke woningbouwplanning en –programmering (zie ook de toelichting bij beeld 9).

De laatste jaren zien we in onze provincie, en met name in de meer stedelijke gebieden, een duidelijke toename van de capaciteit op binnenstedelijke locaties (beeld 10a). Tot 2014 liep het percentage woningen op inbreidingslocaties terug, tot ca. 54% van het totale planaanbod in Brabant. Daarna is dat percentage weer duidelijk opgelopen, tot 68% in 2023. De toename van het planaanbod op inbreidingslocaties hangt samen met de sterk toegenomen aandacht voor de vele (integrale) gebieds- en transformatieopgaven en binnen onze steden en dorpen. Hierbij wordt vooral ook gekeken naar de mogelijkheden, die de nog altijd grote behoefte aan nieuwe woonruimte biedt, voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit op dergelijke binnenstedelijke locaties. Vooral in de grote steden is de laatste jaren veel woonruimte gerealiseerd op binnenstedelijke locaties. Daar is ook de eerstkomende vijf jaren een groot deel (83%) van de woningbouw voorzien op inbreidingslocaties. In de middelgrote steden ligt het inbreidingspercentage op 73% voor de jaren 2023 t/m 2027. In de (suburbane) gemeenten rond de grote en middelgrote steden en in de landelijke gemeenten is in de eerstkomende jaren – met percentages van 60%, respectievelijk 58% – wat minder woningbouw gepland op binnenstedelijke locaties. Bovendien valt op (beeld 10a) dat er in de landelijke gemeenten de laatste jaren – waarin het totale planaanbod voor woningbouw Brabant-breed flink is toegenomen – (duidelijk) meer plannen voor uitbreidingslocaties zijn bijgekomen. Het percentage woningbouw op inbreidingslocaties in het landelijke gebied is hierdoor teruggelopen, van ruim 60% eind jaren ’10 naar iets minder dan 50% van het totale planaanbod in 2023. Zoals aangegeven in onze Brabantse Agenda Wonen en ook opgenomen in het nieuwe Bestuursakkoord 2023-2027 is het binnen een duurzaam verstedelijkingsbeleid van belang om het woningbouwprogramma – zeker ook nu er de komende jaren nog een flinke bouwopgave ligt – optimaal in te (blijven) zetten op binnenstedelijke (transformatie)locaties en voor het herbestemmen van leegstaand vastgoed.