Kwartaal beeld Woningmarkt Noord-Brabant
Actuele ontwikkelingen van ‘bevolking, bouwen en wonen’ in Brabant; 10 beelden met de stand van zaken tot en met het 2e kwartaal van 2022.

Hoe staat de woningmarkt in Brabant ervoor en hoe ontwikkelt onze bevolking zich? Actuele (kwartaal)gegevens uit onze ‘Monitor bevolking en wonen’ zijn samengevat in deze publicatie. Ieder kwartaal verschijnt een update met de laatste stand van zaken; voor een snelle en actuele blik op de bevolkingsontwikkelingen, het aantal in aanbouw genomen woningen, de groei van de woningvoorraad, het planaanbod voor woningbouw en andere wetenswaardigheden over de woningmarkt in Brabant.
Meer achtergrondinformatie, definities en uitleg bij de kwartaalbeelden vindt u in de ‘Monitor bevolking en wonen’ op onze provinciale website. In deze monitor - een Excel-bestand - staan ook gegevens en ‘scores’ voor elk van de gemeenten en tal van (sub)regionale indelingen, waaronder de grote steden (B5) en de middelgrote steden (M7).
1. Buitenlandse migratie leidt tot flinke toename Brabantse bevolkingsgroei

In de eerste helft van dit jaar groeide de Brabantse bevolking met 17.700 inwoners, 2,5 keer meer vergeleken met diezelfde periode vorig jaar (+7.000). Medio 2022 ligt de bevolkingsgroei hiermee al vrijwel op hetzelfde groeiniveau als over geheel 2021. In 2021 nam de bevolking met 19.000 mensen toe, de hoogste groei sinds het jaar 2000. Dit jaar lijkt de ‘bevolkingsteller’ fors hoger uit te komen (richting de 30.000). Inmiddels is Brabant de 2,6 miljoen inwoners gepasseerd (in maart van dit jaar), een aantal dat eerder geraamd was voor het laatste kwartaal van dit jaar.
De bevolkingsgroei wordt de laatste jaren vooral bepaald door de (sterk) toegenomen buitenlandse migratiesaldi, vanaf 2015 voor ruim 90%. De natuurlijke aanwas – het verschil tussen geboorte en sterfte – neemt juist af. Sinds 2020 (corona) kent Brabant zelfs een (licht) sterfteoverschot. De binnenlandse migratiesaldi laten de laatste tijd veelal een ‘klein plusje’ zien.
Vorig jaar is het buitenlands migratiesaldo uitgekomen op +18.900, waarmee nagenoeg de gehele bevolkingsgroei in 2021 (+19.000) kan worden verklaard. Niet eerder lag dat buitenlands saldo – het verschil tussen het aantal immigranten en emigranten – op een dergelijk hoog niveau (gemeten vanaf 1950). Vanuit het buitenland schreven zich in 2021 in totaal 39.100 personen in als immigrant in een Brabantse gemeente, het aantal emigranten lag op 20.200. Dit jaar liggen vooral de immigratiecijfers beduidend hoger, vooral ook door de komst van vele vluchtelingen vanuit Oekraïne. In de eerste zes maanden lag de immigratie in onze provincie op 28.900 personen, 75% meer als in de eerste helft van 2021. Het aantal emigranten verschilde in diezelfde periode maar weinig met het niveau van vorig jaar, 9.900 om 8.800 (+13%).
De lijn van oplopende buitenlandse migratiesaldi, zoals we die de laatste jaren in Nederland en (dus ook) in Brabant zien, zal zich ook dit jaar dus fors doorzetten. Naast de grote stroom mensen vanuit de oorlogsgebieden in Oekraïne, gaat het hierbij vooral om migranten afkomstig uit de Europese Unie (waaronder veel arbeidsmigranten). De overige migranten (van buiten de EU) zijn veelal kenniswerkers (expats), buitenlandse studenten en asielzoekers.
Zowel immigratie als emigratie kennen de laatste jaren een stijgende lijn. Een hoog immigratieniveau levert – na verloop van tijd – doorgaans ook weer de nodige emigranten op (retourmigratie), zoals ook zal gelden voor het gros van de naar ons land gevluchte Oekraïners. In dit verband speelt ook het toenemend belang van arbeid en studie als migratiemotief een rol, omdat een (groot) deel van deze migranten ons land na verloop van tijd weer verlaat.
Meer specifieke gegevens over de bevolkingsgroei in Noord-Brabant (per regio en gemeente) zijn terug te vinden in onze ‘Monitor bevolking en wonen’, eveneens te vinden op onze provinciale website.
20 JAAR IN 20 BEELDEN Veranderingen in omvang en samenstelling van de bevolking raken alle geledingen van onze samenleving en vormen een essentiële onderlegger voor vrijwel alle (provinciale) beleidsterreinen. Het veranderend demografisch perspectief is van grote invloed op ‘bouwen en wonen’, maar ook op bijvoorbeeld economie en arbeidsmarkt, AOW-leeftijd en pensioenen, mobiliteit, gezondheidszorg, onderwijs, recreatie, voorzieningenstructuur etc. Om bij te dragen aan het vergroten van de (basis)kennis over demografische ontwikkelingen in Brabant heeft de provincie vorig jaar de webpublicatie ‘20 jaar in 20 beelden’ uitgebracht. In deze publicatie zijn aan de hand van 20 beelden de bevolkingsontwikkelingen in Brabant in de laatste 20 jaar geschetst. Elk beeld is voorzien van een korte toelichting. De ontwikkelingen zijn veelal ook in een langjariger perspectief geplaatst, zowel met een (trend)blik naar het verleden als naar de toekomst. Duidelijk is dat het demografische landschap in onze provincie sterk verandert. De bevolkingsontwikkelingen laten een trend zien naar een Brabant dat drukker, diverser en vooral grijzer wordt en steeds meer alleenstaanden telt.
2. Onzekere tijden, bouwtempo onder druk

Vrijwel overal in Brabant is de woningbouw de laatste jaren (stevig) aangetrokken, al zijn er regionale en gemeentelijke verschillen. Nu is het vooral zaak het bouwtempo vast te houden, al is het op peil houden of – liever nog – het verder verhogen van het woningbouwtempo de komende jaren zeer ongewis.
Zo hangen er vandaag de dag tal van onzekerheden boven de (woning)markt, die ook het bouwtempo de komende tijd (gaan) raken. Dat is nu al terug te zien in de verwachte opleveringen en dus de groei van de woningvoorraad in 2023 (beeld 3). Omdat het aantal bouwvergunningen (beeld 7) én - nog belangrijker - het aantal daadwerkelijk in aanbouw genomen woningen recentelijk (sterk) is teruggelopen, zullen ook de groeicijfers in 2023 (duidelijk) lager uitkomen. Zeker vergeleken met de 'scores' in 2021 en 2022. In beide jaren ligt de groei van de woningvoorraad op ca. 13.000, de hoogste groei in bijna 25 jaar.
Tempo kunnen maken hangt sterk af van een groot aantal (veelal externe) factoren, zoals de internationale politieke en economische ontwikkelingen, de beschikbaarheid van grondstoffen, bouwmaterialen en bouwpersoneel (‘handen en heipalen’), de ambtelijke capaciteit, de lange procedures, energieprijzen, de prijsontwikkelingen op de bouw- en woningmarkt (terughoudendheid bij aanbestedingen, waardoor ‘start bouw’ vertraagt), de capaciteit van het electriciteitsnetwerk, voldoende stikstofruimte, de invloed van milieuvraagstukken, etc.
In Brabant is herstel van de woningbouw sinds 2015 duidelijk zichtbaar. Vanaf begin 2017 werden er voor het eerst sinds lange tijd (2010) gemiddeld genomen weer (beduidend) meer dan 2.500 woningen per kwartaal in aanbouw genomen, oftewel meer dan 10.000 op jaarbasis. In de eerste 6 maanden van 2018 piekten ‘de scores’ rond de 3.500 woningen per kwartaal. Sindsdien liggen de aantallen in aanbouw genomen woningen steeds zo tussen de 2.500 en (iets meer dan) 3.000 per kwartaal. Evenals in 2020 is ook in 2021 gestart met de bouw van ca. 12.000 woningen, oftewel gemiddeld zo’n 3.000 woningen per kwartaal. Wel lag het aantal in aanbouw genomen woningen in de eerste drie maanden van 2021 flink lager. Corona (ziekteverzuim, quarantaine) en het winterweer (sneeuw, vorstverlet) kunnen hierbij een rol hebben gespeeld. In het tweede kwartaal – met een ‘start-bouw’ van liefst meer dan 4.000 woningen – is deze terugval echter meteen weer ‘gecompenseerd’. In het derde en vierde kwartaal van 2021 werden steeds zo’n (ruime) 3.000 woningen in aanbouw genomen.
2022 laat echter een duidelijk ander beeld zien. In de eerste twee kwartalen van dit jaar werden 2.250, respectievelijk 1.950 woningen in aanbouw genomen. Wanneer ook in de rest van dit jaar sprake zal zijn van (blijvende) terughoudendheid van de markt, zal de (netto) groei van de woningvoorraad volgend jaar (2023) weer terugzakken tot onder de 10.000 woningen (beeld 3).
Gelet op de demografische ontwikkelingen, de nog altijd flinke groei van het aantal huishoudens en om het bestaande woningtekort in Brabant terug te dringen, is het zaak dat het bouwtempo ook de eerstkomende jaren (ten minste) op peil blijft. De gemiddelde kwartaalscores over de afgelopen 4 jaar – steeds zo rond de 3.000 in aanbouw genomen woningen – kunnen hierbij als graadmeter worden aangehouden. Versnelling van de woningbouw en vervolgens vasthouden van het benodigde bouwtempo is een belangrijke doelstelling van de Brabantse Agenda Wonen.
3. Groei woningvoorraad in 2021 en 2022 op 'topniveau', 2023 wordt een minder 'bouwjaar'

In 2021 is de woningvoorraad in Brabant toegenomen met 13.000 woningen. Dat is de sterkste groei in bijna 25 jaar. We moeten terug tot eind vorige eeuw (1998) voor een dergelijke ‘score’. Ook dit jaar wordt een groei verwacht van zo’n 13.000 woningen. 2022 wordt dus nog een prima ‘bouwjaar’, maar de groeicijfers voor volgend jaar laten een beduidend minder rooskleurig beeld zien (zie ook de toelichting bij beeld 2). Eerste inschattingen op basis van het aantal recent in aanbouw genomen woningen en afgegeven bouwvergunningen komen voor 2023 uit op een (netto) groei van de voorraad van iets minder dan 10.000 woningen.
De groei van de woningvoorraad is de laatste jaren flink toegenomen in onze provincie. Lag deze groei in 2015 nog op slechts 6.700 woningen (het dieptepunt van de kredietcrisis), vanaf 2017 liggen de jaarlijkse groeicijfers weer rond of zelfs boven de 12.000. In 2020 is de voorraadgroei wel wat teruggevallen (tot 10.800 woningen), vooral als gevolg van ‘corona-effecten, waardoor verschillende bouwprojecten vertraging hebben opgelopen, zij het in de meeste gevallen beperkt. Zo was bijvoorbeeld de aanvoer van bouwmaterialen door grensbeperkingen lastiger en was de arbeidsbezetting soms minder door de quarantainemaatregelen. Hierdoor is een deel van de woningen – geschat wordt een kleine 10% – niet in 2020 opgeleverd, maar zijn deze in 2021 in de boeken gekomen.
De provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (sept. 2020) laat zien, dat Brabant nog een flinke bouwopgave wacht, met een sterk accent op de eerstkomende 10 tot 15 jaar. Door de sterke bevolkingsgroei (buitenlandse migratie), om woningtekorten versneld terug te dringen en in lijn met de rijksambities vanuit de Nationale Woon- en Bouwagenda (maart 2022), om de woningbouw (verder) te versnellen, zullen er tot 2030 gemiddeld jaarlijks ruim 13.000 woningen aan de voorraad moeten worden toegevoegd. Dat zijn er gemiddeld genomen zo’n 1.000 meer dan de jaarlijkse 12.000 woningen, waarvan in de provinciale prognoses eerder werd uitgegaan.
In onze eerstvolgende prognose-actualisering, die gepland staat voor (medio) 2023, zullen de recent aantrekkende bevolkingsgroei, evenals de hogere rijksambities en de bestuurlijke afspraken die hierover rond 1 oktober van dit jaar worden gemaakt, in de berekeningen worden verdisconteerd.
4. Brabant ‘scoort’ bovengemiddeld

Vergeleken met de andere provincies kent Brabant een bovengemiddelde groei van de woningvoorraad. Gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten zien dat de woningvoorraad in onze provincie vanaf 2012 gegroeid is met 11,5% (oftewel 120.700 woningen, gemiddeld zo’n 11.500 per jaar). Met een groei van 13,7%, respectievelijk 11,7% liggen Flevoland en Utrecht daar iets boven. Ook in Gelderland en Noord-Holland liggen de groeicijfers boven het landelijk gemiddelde van 9,4% (gemeten over de periode 2012 t/m het tweede kwartaal van 2022).
5. Komende 10 jaar zal de voorraad met tenminste 13.000 woningen per jaar moeten groeien

In lijn met de (sterkere) bevolkings- en huishoudensgroei én om de woningtekorten versneld in te kunnen lopen, zal de Brabantse woningvoorraad tot 2030 gemiddeld genomen met ruim 13.000 woningen per jaar moeten toenemen.
De bouwindicator zet per jaar de tot en met 2021 gerealiseerde en de in 2022 en 2023 verwachte groei van de woningvoorraad af tegen de voor die jaren vooruit berekende provinciale prognoseaantallen. Vanaf 2018 laat deze indicator weer ‘scores’ zien van boven de 100. Dit betekent dat in 2018 (6%), 2019 (8%), 2020 (2%) en 2021 (8%), de toename van de woningvoorraad (iets) boven de provinciale ramingen is uitgekomen. De inschattingen voor 2022 laten een verwachte groei zien van bijna 13.000 woningen, net iets (2%) onder de geprognotiseerde groei. De groei-indicaties voor 2023 laten echter een beduidend minder florissant beeld zien. Tegenover een prognose van 13.800 woningen staat een verwachte groei van ‘slechts’ 9.900 woningen, waarmee de ‘bouwindicator-2023’ uitkomt op 72%.
Met de hoge(re) groeicijfers van de laatste jaren liep ook de lijn van de ‘bouwindicator – lange termijn’ sinds 2017 weer op, al zorgen de (beduidend) lagere groeicijfers die in 2023 worden verwacht ervoor, dat de lijn volgend jaar weer wat naar beneden afbuigt.
6. 46,5 duizend woningen erbij in vier jaar tijd (2020 t/m 2023)

Voor Brabant wordt over de jaren 2020 t/m 2023 een groei van de woningvoorraad verwacht van in totaal zo’n 46.500 woningen, 11.625 gemiddeld per jaar. Hiermee staat de ‘bouwindicator 2024 - korte termijn’ op 94. Dit betekent dat de verwachte groei van de Brabantse woningvoorraad in die periode (iets) lager ligt dan de vooruitberekeningen vanuit onze provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (sept. 2020). Vooral in de grote en de middelgrote steden blijft de woningbouw achter op de prognoses. In de (suburbane) gemeenten rond die grote en middelgrote steden liggen ‘de scores’ gelijk aan de prognose-aantallen, in het landelijk gebied liggen ze er (5%) boven.
De ‘bouwindicator 2024 – lange termijn’, die over een langere periode (2005 t/m 2023) de (feitelijke) woningbouwontwikkelingen afzet tegen de provinciale prognoses, staat voor Brabant op 83. Oftewel, 83% van de vooruit berekende groei wordt in die periode ook gerealiseerd. Dat is een verwachte groei van een bijna 185.000 woningen, terwijl de (respectievelijke) prognoses een groei van 221.500 woningen becijferden voor de jaren 2005 t/m 2023.
7. Aantal bouwvergunningen loopt de laatste maanden terug

Het aantal nieuw te bouwen woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend, bereikte in 2013 het dieptepunt (4.200 woningen). Daarna is het aantal bouwvergunningen weer flink toegenomen, tot bijna 11.000 woningen in 2017 en 2018. Na een lichte terugval in 2019 (9.100) zijn er in 2020 weer zo’n 11.000 vergunningen afgegeven. De stijgende lijn heeft zich ook in 2021 voortgezet, toen er 11.650 vergunningen zijn verstrekt, het hoogste niveau sinds 2008. Recentelijk zien we een duidelijke afname van het aantal afgegeven bouwvergunningen. De laatste vier kwartalen (gemeten vanaf juli 2021) zijn steeds gemiddeld zo’n 2.000 vergunningen per kwartaal afgegeven, bijna 30% minder dan over geheel 2021 aan vergunningen is verleend.
8. Huizenprijzen blijven nog altijd stijgen

Vandaag de dag liggen de prijzen van bestaande koopwoningen in Brabant ruimschoots (41,9%) boven het (eerdere) ‘topniveau’, waarvoor we terug moeten tot het derde kwartaal van 2008. In dat jaar diende de kredietcrisis zich aan en werd het (voorlopige) hoogtepunt van de huizenprijzen bereikt. Daarna daalden de prijzen fors, met eind 2013 als dieptepunt voor Brabant. Koopwoningen waren op dat moment 22,5% lager geprijsd dan ‘de top’ in 2008. Hoewel de prijzen ook in Brabant gestaag zijn opgelopen, ligt de prijsstijging in onze provincie wel ietwat onder het niveau van die in Nederland als geheel. Dat heeft te maken met verschillen in de samenstelling van de woningvoorraad. Zo kent Brabant bijvoorbeeld een groter aandeel vrijstaande woningen, die in het algemeen een iets minder sterk prijsherstel hebben gekend.
9. Plannen genoeg!

In Noord-Brabant zijn er (anno 2022) plannen voor de bouw van in totaal zo’n 182.000 woningen, waarmee de plancapaciteit 17.500 woningen (+10,5%) groter is dan in 2021 en op het hoogste niveau ligt in ruim 10 jaar tijd (zie beeld 9a). Iets meer dan 60% van het planaanbod, oftewel 112.500 woningen, zo geven de Brabantse gemeenten aan, is voorzien voor de eerstkomende 5 jaren (2022 t/m 2026). De ‘indicator totale plancapaciteit’, die het planaanbod afzet tegen de vooruit berekende benodigde capaciteit vanuit de provinciale prognose (sept. 2020), staat hiermee voor die vijfjaarsperiode op liefst 150%. En een groot deel van dit planaanbod is ook al hard. Van de benodigde capaciteit is voor de komende 5 jaar 78% opgenomen in ‘harde plannen’; de onherroepelijke of door gemeenteraden vastgestelde woningbouwplannen. Wel zijn er regionale en gemeentelijke verschillen, te vinden in onze ‘Monitor bevolking en wonen’.
Kwantitatief gezien zijn er voor de korte termijn – Brabant-breed gemeten – (ruim) voldoende plannen voor de benodigde woningbouwproductie. Het gaat er dan ook niet zo zeer om (nog) meer woningbouwplannen op te stellen; het is – gelet op de woningbehoefte en de woningtekorten – veeleer zaak om bestaande plannen daadwerkelijk (en snel(ler)) tot uitvoering te brengen. Daar zal de eerstkomende jaren vooral het accent op moeten liggen.
Ook voor de wat langere termijn (de tienjaarsperiode tot 2032) lijkt het planaanbod te kunnen voorzien in de Brabantse woningbehoefte.
Onze prognose-uitkomsten, waarbij ook de hogere woningbouwambities vanuit de Nationale Woon- en Bouwagenda (maart 2022) van het Rijk zijn verwerkt, laten tussen 2022 en 2032 een (benodigde) groei van de woningvoorraad zien van zo’n 128.000 woningen. Omdat er ook woningen worden gesloopt, is er voor vervangende nieuwbouw ook plancapaciteit nodig. Bij elkaar vraagt dit om een planaanbod voor de bouw van ruim 140.000 woningen, de komende 10 jaar. De totale plancapaciteit voor die periode omvat iets meer dan 157.000 woningen (111% van de benodigde capaciteit), waarvan ruim 63.000 woningen gerekend kunnen worden tot de harde plancapaciteit. Dit laatste betekent, dat van de benodigde capaciteit tussen 2021 en 2031 45% is opgenomen in harde woningbouwplannen (en 78% voor de eerstkomende vijf jaar).

Voor voortgang van de woningbouw is het essentieel dat er voor de korte termijn steeds voldoende harde plannen zijn. Door er van jaar op jaar steeds voor te zorgen dat er voor de eerstkomende 5 jaar (ruim) voldoende (harde) plannen zijn, kan de voortgang van de bouw worden gewaarborgd. Plannen voor woningen op geschikte plekken die aansluiten op de actuele vraag. Voor de middellange en langere termijn is het juist van belang te waken voor de risico’s van overprogrammering en dús de nodige ruimte te laten en niet te veel van het toekomstige woningbouwprogramma vast te leggen in harde plancapaciteit, vooral niet als het gaat om nieuwe uitbreidingslocaties. De ervaring leert immers dat zich steeds weer nieuwe, vaak onvoorziene inbreidingsmogelijkheden, binnenstedelijke transformatieopgaven en leegstandsvraagstukken aandienen. Met een flexibel planaanbod kan bovendien gemakkelijker worden meebewogen met veranderingen in de vraag. Onzekerheden rond demografische, economische en woningbehoefteontwikkelingen vragen om een adaptieve strategie en om een gevarieerd planaanbod met aandacht voor de betaalbaarheid, een gezonde mix van huur en koop in verschillende prijssegmenten en met volop ruimte voor nieuwe woonvormen. In de Brabantse Agenda Wonen zijn realisme en flexibiliteit in de woningbouwplanning en -programmering belangrijke onderwerpen. Het zijn voorwaarden om ook in de (nabije) toekomst in te kunnen spelen op de dynamiek op de woningmarkt, veranderende woonwensen en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in onze steden en dorpen en soms ook in het buitengebied.
10. Veel woningbouw op binnenstedelijke locaties

Van het totale planaanbod voor woningbouw in Brabant heeft ruim tweederde (67%) betrekking op een binnenstedelijke locatie. Voor de korte termijn (2022 t/m 2026) is liefst 70% van de plancapaciteit voorzien op een inbreidingslocatie. In de periode 2010 t/m 2020 is van de feitelijke nieuwbouw eveneens 70% op een inbreidingslocatie gerealiseerd.
Op korte termijn ligt het aandeel ‘inbreiden’ in het planaanbod beduidend hoger dan op langere termijn. Dat komt omdat veel van de toekomstige inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties nu nog niet bekend zijn en zich ook moeilijk laten plannen. Bij uitbreidingslocaties ligt dat vaak anders. Nieuwe binnenstedelijke mogelijkheden zullen zich hoe dan ook in de (nabije) toekomst gaan aandienen; het zijn en blijven structurele opgaven. Om hier goed op in te kunnen (blijven) spelen is het van belang te zorgen voor voldoende ruimte en flexibiliteit in de (sub)regionale en gemeentelijke woningbouwplanning en –programmering (zie ook de toelichting bij beeld 9).

De laatste jaren zien we in onze provincie, en met name in de meer stedelijke gebieden, een duidelijke toename van de capaciteit op binnenstedelijke locaties (beeld 10a). Tot 2014 liep het percentage woningen op inbreidingslocaties terug, tot ca. 54% van het totale planaanbod in Brabant. Daarna is dat percentage weer duidelijk opgelopen, tot zo’n 67% in 2021 en 2022. De toename van het planaanbod op inbreidingslocaties hangt samen met de sterk toegenomen aandacht voor de vele (integrale) gebieds- en transformatieopgaven en binnen onze steden en dorpen. Hierbij wordt vooral ook gekeken naar de mogelijkheden, die de nog altijd grote behoefte aan nieuwe woonruimte biedt, voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit op dergelijke binnenstedelijke locaties. Vooral in de grote steden (B5) is de laatste jaren veel woonruimte gerealiseerd op binnenstedelijke locaties. Daar is ook de eerstkomende vijf jaren een groot deel (80%) van de woningbouw voorzien op inbreidingslocaties. In de middelgrote steden ligt het inbreidingspercentage op 69% voor de jaren 2022 t/m 2026. In de (suburbane) gemeenten rond de grote en middelgrote steden en in de landelijke gemeenten is in de eerstkomende jaren – met percentages van 62%, respectievelijk 57% –wat minder woningbouw gepland op binnenstedelijke locaties. Bovendien valt op (beeld 10a) dat er in de landelijke gemeenten de laatste jaren – waarin het totale planaanbod voor woningbouw Brabant-breed flink is toegenomen – (duidelijk) meer plannen voor uitbreidingslocaties zijn bijgekomen. Het percentage woningbouw op inbreidingslocaties in het landelijke gebied is hierdoor teruggelopen, van ruim 60% eind jaren ’10 naar zo’n 53% van het totale planaanbod in 2022. Zoals aangegeven in onze Brabantse Agenda Wonen is het binnen een duurzaam verstedelijkingsbeleid van belang om het woningbouwprogramma – zeker ook nu er de komende jaren nog een flinke bouwopgave ligt – optimaal in te (blijven) zetten op binnenstedelijke (transformatie)locaties en voor het herbestemmen van leegstaand vastgoed.